Maanlicht.

Wend je blik naar het maanlicht,

volg de stem van je dromen.

Wees bereid, laat je gaan:

vind je eenmaal de zin van wat geluk ook weer is,

een nieuw leven breekt dan aan.

Dromen,

heel alleen in het maanlicht.

Droom ik van wat voorbijvloog.

Ach, hoe mooi was ik toen.

Nooit vergeet ik de tijd dat ik geluk nog begreep.

O, die tijd weer overdoen.

As en walm van avondrook.

De ochtendnevel huivert.

Er dooft een lamp,

alweer een nacht teneinde.

Alweer een nieuwe morgen.

Daglicht.

Op de zon moet ik wachten.

Aan een nieuw leven denken.

Ik moet sterk zijn, vol kracht.

Als het licht wordt, zal deze nacht herinnering zijn

en begint een nieuwe dag.

Zonlicht speel in zomerbomen,

je zo tintelend spel.

De herinnering

is verbleekt, als sterren,

verjaagd door het fel zonlicht.

Streel me.

Laat me niet meer alleen zijn

met wat ik me herinner

van mijn tijd in de zon.

Raak me aan en dan weet je wat geluk ook weer is.

Kijk, een nieuwe dag begon.